Toelichting op de financiële uitgangspunten

Toelichting op de financiële uitgangspunten

Terug naar navigatie - Toelichting op de financiële uitgangspunten

Inleiding
In deze paragraaf wordt kort toegelicht welke uitgangspunten zijn gebruikt voor de berekeningen in deze meerjarenbegroting.

Indexen
Voor de begroting 2023 en verder zijn de volgende indexen gebruikt.

Indexcijfers MPB 2023-2026 2023 2024 2025 2026
Loonkostenindex 2,50% 2,50% 2,50% 2,50%
Materiële kostenindex 1,90% 1,90% 1,90% 1,90%
Gewogen kostenontwikkeling 2,20% 2,20% 2,20% 2,20%

Rente
Vanaf 2017 schrijft het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) voor dat wij ieder jaar opnieuw moeten bepalen met welke rentepercentages wordt gerekend in de gemeentelijke begroting. De rente die aan taakvelden wordt doorbelast (= rente activa) wordt bepaald op basis van voorcalculatie. Het is een verplichting in het BBV om in de jaarrekening de werkelijke rentepercentages te bepalen op basis van nacalculatie. De (voorcalculatorische) percentages staan vermeld in de paragraaf Financiering.

 

Algemene uitkering
In meerjarenperspectief wordt door het Rijk rekening gehouden met een bepaalde groei van het areaal per maatstaf. Voor de berekening van de algemene uitkering in meerjarenperspectief wordt hierbij aangesloten.

Kostendekkende tarieven
Voor de tarieven van rioolheffing, afvalstoffenheffing en leges wordt als uitgangspunt een kostendekkendheid van 100% gehanteerd.

Onroerende Zaakbelasting (OZB)
Bij de berekening van de ramingen voor de OZB in meerjarenperspectief wordt aangesloten bij de toename of afname van de WOZ-waarden. De totale OZB-opbrengst neemt, naast de indexering, toe met de areaaluitbreiding gebaseerd op het woningbouwprogramma van onze gemeente.

Capaciteitsbeeld 2023
In het beleidsgedeelte van de begroting is per programma het capaciteitsbeeld per taakveld opgenomen.
Bij het opstellen van deze overzichten zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- Aan de capaciteitsplanning ligt het bezettings- en formatieoverzicht per 1 juni 2022 ten grondslag
- 1 fte = 1.400 productieve uren, het overige is naar rato. Dus bijv. 0,5 fte = 700 productieve uren
   Hierdoor is er al rekening gehouden met:
   - Feestdagen
   - Vakantie-uren (gemiddeld, niet op individueel niveau)
   - Verzuim (5%)
   - Indirect productieve uren (algemene werkbesprekingen, personeelsbijeenkomsten en studie)
- Voorzitter en vicevoorzitter OR = 250 uren per jaar, OR-leden = 150 uren per jaar