Verloop begrotingssaldo

Verloop begrotingssaldo

Terug naar navigatie - Verloop begrotingssaldo

Het startpunt van deze Meerjarenbegroting is het saldo uit de vorige begroting. Met dit uitgangspunt zijn een aantal onderdelen herrekend. Voorbeelden hiervan zijn het overzicht van de investeringen, het overzicht van reserves en voorzieningen, de rente, salarissen en de verdeling van directe salariskosten over de taakvelden. Dit zijn autonome ontwikkelingen. Het gaat om een "herijking" van de budgetten bestaand beleid.

Daarnaast zijn er beleidsaanpassingen, voorstellen van het college aan de raad over nieuw beleid. Deze voorstellen vindt u afzonderlijk toegelicht aan het einde van elke programmabeschrijving. Ze staan vermeld bij het onderdeel "Vraag naar extra geld (nieuw beleid)". Dit geven we ook weer in één overzicht op het activiteitenplan. U vindt het in de financiële begroting, als onderdeel van "Uiteenzetting van de financiële positie". Hierin is ook het onderscheid zichtbaar tussen wenselijk nieuw beleid, wettelijke verplichting nieuw beleid en knelpunten bestaand beleid.

In onderstaand overzicht geeft een plus een positief effect op het begrotingssaldo, een min een negatief effect. 

Verloop begrotingssaldo 2023 2024 2025 2026
Begrotingssaldo in MPB 2023-2026 voor mutaties reserve 295.258 1.630.252 2.479.017 4.238.293
- waarvan incidenteel -1.303.357 -551.508 26.666 0
- waarvan structureel 1.598.615 2.181.760 2.452.351 4.238.293
Verrekening tekorten en overschotten met algemene reserve 0 0 0 0
Eerdere besluitvorming raad in 2022 1.550.821 1.538.331 1.560.601 1.070.334
Begrotingssaldo subtotaal 1.846.079 3.168.583 4.039.618 5.308.627
A. Structurele gevolgen 1e tussentijdse rapportage 2022 -380.221 -379.498 -377.788 -375.607
B. Actualisatie staat van investeringen 742.724 683.735 18.881 -234.853
C. Actualisatie staat van reserves en voorzieningen 741.721 656.543 9.085 40.445
D. Actualisatie staat van salarissen -52.533 -192.957 -324.460 -510.080
E. Berekening diverse gesloten exploitaties 210.405 212.194 204.781 119.400
F. Correcties budgetten bestaand beleid -487.823 -476.113 231.148 84.602
G. Gevolgen meicirculaire 2022 2.687.628 3.628.137 4.357.868 0
H. Nieuw beleid -3.295.124 -3.176.201 -3.114.064 -2.839.611
I. Heroverwegingen 0 -500.000 -500.000 -500.000
Begrotingssaldo in MPB 2023-2026 2.012.856 3.624.423 4.545.069 1.092.923
- waarvan incidenteel -1.514.610 -1.317.190 -1.088.049 -898.345
- waarvan structureel 3.527.466 4.941.613 5.633.118 1.991.268

A. Structurele gevolgen 1e tussentijdse rapportage 2022
De structurele gevolgen van de onderdelen uit de 1e tussentijdse rapportage 2022 zijn verwerkt in de voorliggende meerjarenbegroting.

B. Actualisatie staat van investeringen
Het overzicht van investeringen is geactualiseerd naar aanleiding van de jaarrekening 2021. Dit leidt tot een voordeel voor de exploitatie.

C. Actualisatie staat van reserves en voorzieningen
Het overzicht van reserves en voorzieningen is geactualiseerd. De stortingen in de algemene reserve op basis van positieve saldi in 2023 en 2024 als onderdeel van het herstelplan algemene reserve  zijn teruggedraaid, omdat de algemene reserve voldoende saldo bevat.

D. Actualisatie staat van salarissen
Het overzicht van salarissen is geactualiseerd. 

E. Berekening diverse gesloten exploitaties
De baten en lasten van alle gesloten exploitaties zijn opnieuw berekend. Het gaat hierbij om: Afval, Riolering, Hondenbeleid, Recreatie en toerisme en Ondernemersinitiatieven.

F. Diverse correcties budgetten bestaand beleid
Het betreft onder andere budgetaanpassingen van gemeenschappelijke regelingen en andere autonome ontwikkelingen zoals de stijging van de energietarieven.

G. Gevolgen meicirculaire 2022
Dit zijn de uitkomsten van de meicirculaire 2022. Hierover bent u eerder geïnformeerd via een raadsinformatiebrief van 19 juli 2022. Vanwege de late publicatie van de septembercirculaire zijn de uitkomsten van de septembercirculaire niet opgenomen in bovenstaand overzicht. Hierover wordt u binnenkort afzonderlijk geïnformeerd, eveneens via een raadsinformatiebrief.

H. Nieuw beleid
Het nieuw beleid is opgenomen in het activiteitenplan en opgesplitst in 2 onderdelen:
1. Nieuw beleid uit vorige begrotingen dat nog niet is gevoteerd door de raad;
2. Nieuw beleid uit de Meerjarenbegroting 2023-2026.
De bovenstaande cijferreeks bevat enkel onderdeel 2. De lasten van onderdeel 1 zijn namelijk al cijfermatig verwerkt in de vorige begroting(en).

Het bedrag van € 3.295.124,- is als volgt samen te vatten:



I. Heroverwegingen
Wij willen u via deze begroting twee heroverwegingen voorleggen. 

De 1e heroverweging luidt: "Een stelpost opnemen vanaf 2024 voor een mogelijke stijging van de rekenrente".  De 2e heroverweging luidt: "Het minimum bedrag van de algemene reserve verhogen naar 10% van de structurele algemene uitkering uit gemeentefonds afgerond naar boven op een veelvoud van € 500.000,-. " Dit lichten we nader toe.

1. Rekening houdend met de regels die gelden voor het berekenen van de rente komen wij in deze begroting uit op een rekenrente van 0%. Hiermee hebben we dan ook gerekend in de voorliggende begroting. Gelet op de huidige renteontwikkelingen verwachten wij echter dat dit percentage in de begroting van volgend jaar weer zal stijgen. Daarom stellen wij voor om vanaf 2024 een stelpost op te nemen van € 500.000,-. Hierbij gaan we uit van een rekenrente van 0,5%. Dit is gelijk aan de rekenrente uit de begroting van vorig jaar.

2. De nota reserves en voorzieningen 2021 is in juni 2022 vastgesteld. Er is toegezegd te kijken naar een geschikte methode om het minimumbedrag van de algemene reserve te bepalen. Uit het doelstellingenakkoord is naar voren gekomen dat 10% van de structurele uitkering van het gemeentefonds een goede maatstaf is. Wij stellen voor om hieraan toe te voegen dat we dit bedrag afronden naar boven op een veelvoud van € 500.000,-. Dit willen wij doen om fluctuaties te voorkomen.  Wanneer we deze heroverweging volgen blijkt dat de algemene reserve minimaal € 7,5 miljoen zou moeten bedragen. Dat minimum wordt al bereikt in 2023, daarom staat er geen extra storting opgenomen, maar is het bedrag van de heroverweging € 0,-. Zie  onderstaand het verloop van de algemene reserve.  De vereisten voor het minimum van de algemene reserve willen we formeel vast laten leggen door de nota reserves en voorzieningen eenmalig te actualiseren op dit punt. De geactualiseerde nota bieden wij tegelijkertijd met de begrotingsbehandeling aan ter besluitvorming.

Opgenomen stelposten in de begroting 2023-2026
Om een realistisch begrotingsresultaat te presenteren hebben we een aantal stelposten opgenomen. Dit doen we wanneer er over de inzet van deze budgetten nog onduidelijkheid is. Deze staan in programma 11 en worden na een raadsbesluit worden overgebracht naar het inhoudelijke programma. In onderstaand overzicht worden de grootste stelposten weergegeven. 

a.    De post onvoorzien vormt een jaarlijkse stelpost en bedraagt elk jaar € 77.500,-. 
b.    In de circulaire uit de algemene uitkering zijn gelden opgenomen met een doel. Deze gelden worden bij de begroting op een stelpost opgenomen en pas vrijgegeven als blijkt dat voor dat doel nog geen budgetten in de begroting zijn opgenomen. Het gaat in deze circulaire in het bijzonder om de loon- en prijsbijstellingen in 2023-2026 (zie RIB uitkomsten meicirculaire 2022 dd. 19 juli 2022).  
c.    Voor de indexering van de loonkosten, materiële kosten en gewogen kostenontwikkeling is een stelpost opgenomen.
d.    Zie onderdeel I hierboven.

Hier komt na besluitvorming in de raad de stelpost actualisatie meerjarenonderhoudsplan gebouwen bij. Deze staat nu nog op het activiteitenplan (structureel € 400.000,-). 

Ratio weerstandsvermogen
Een belangrijk element in de financiële positie van de gemeente is het zogenaamde weerstandsvermogen. Een verzamelterm om aan te geven of de vrij beschikbare reserves voldoende groot zijn om mogelijke financiële tegenvallers te kunnen bekostigen. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing zijn de risico’s in beeld gebracht. Met daarbij de beschikbare vrije reserves. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het weerstandsvermogen van de algemene dienst en die van het grondbedrijf. Het weerstandsvermogen van de algemene dienst op basis van deze begroting bedraagt 4,89 en die van het grondbedrijf 1,06. Beide ratio’s passen hiermee binnen de normen.